Na het avondeten, om een uur of zeven, reden we naar het bos. Het was nog 29 graden. Dat maakten we nog niet vaak mee, dat het al schemerig wordt en toch nog zo warm is. We hoopten dat we burlende herten zouden horen of zien. Maar gewoon een korte wandeling is ook goed.
We hoorden alleen brullende motoren. Een avond waarop wel meer mensen nog een eindje gingen rijden. De avond van prinsjesdag, waarop je je wel een prinses kunt voelen die nog even in het donker wordende bos dwaalt. De kleuren zijn zo anders dan ’s morgens. En de geluiden. Wat hoor ik daar, zijn het de wilde zwijnen? We zien wel de omgewoelde aarde, waar ze naar eikels wroeten, maar de wilde dieren zelf zien we niet.
De avond valt. Vóór het donker wordt willen we weer het bos uit zijn. Wat wordt het al vroeg donker!
Ik had een klein tasje mee, waarop ik een oud rya-proeflapje heb genaaid.