“Wij vragen ons hier te lande immers na een aantal jaren van vernieuwing in kunst, handenarbeid en tekenonderwijs wel eens af: “Wat heben we bereikt en wat zijn nu eigenlijk de verdere mogelijkheden?
Inderdaad, de ‘expressie’ staat in de belangstelling, maar een duidelijke uitspraak over de te volgen methodiek in de creatieve vakken hebben wij nog niet gevonden. Dat geldt wel heel speciaal voor de handenarbeid en dan nog vooral voor de vastere materialen zoals hout.”
“Het is zo belangrijk dat in deze serie een aantal grondregels genoemd worden, die toch ook wel een neerslag zijn van de ervaringen welke wij in ons land hebben opgedaan.”
“Het verbuigen van een lege blikken doos, het kapot maken van de voor de verpakking nutteloos geworden vorm om er door toeval en opzet een nieuw vorm uit te kreëren, dat is voor mij nog altijd een opwindend genoegen.
Een spelletje? Plezier in het avontuurlijk bezig zijn met het weerbarstige materiaal? Zeker. Maar tevens een levendige nieuwsgierigheid, die ziend en voelend, willend en gewillig de vormveranderingen volgt.”
Het was 1960 toen deze boekjes verschenen. Ze stonden in dienst van de “nieuwe handenarbeid”. Meisjes gingen naar handwerkles, en jongens naar handenarbeid. Daar moesten ze aan de gang met figuurzagen en kurken en stukjes metaal. Over het boek “Draad en weefsel” blogde ik al eerder en ik heb nu weer een exemplaar te koop. Uit diezelfde tijd en serie komen ook de boeken Metaal en Hout. Eén ding is me wel duidelijk geworden: van al dat geknutsel leerden die jongens géén kathedralen bouwen. Goed bedoeld allemaal, die onderwijsvernieuwers van de zestiger jaren. Ze wilden “al spelend appelleren aan het scheppend vermogen dat in elk mens leeft”. Maar het werd heel vaak gewoon gepruts met wc rollen en kurken, en het resultaat was het nauwelijks waard om langer dan één dag thuis in de vensterbank te hebben staan. Jammer. Ik heb nooit veel waardering gehad voor dat geknutsel op de lagere school, maar ik begin me nu toch af te vragen of dat misschien ook aan de onderwijzer heeft gelegen. Want nu ik deze boekjes heb doorgebladerd, zie ik dat ‘de onderwijsvernieuwers’ wel degelijk hebben geprobeerd wat vakkennis bij te brengen. Zèlfs lees ik in het voorwoord het duidelijke statement: “Eén van de grondregels luidt dat creatief werken aan regels is gebonden.”
Nou ja, uiteindelijk zijn er toch ook wel een paar architecten gegroeid uit dat krakkemikkige handenarbeid-onderwijs van de zestiger jaren.
Bewaren
Bewaren
Bewaren
Bewaren