Er is een legende dat vilt in de 15e eeuw bij toeval is uitgevonden door een monnik. Om zijn voeten tegen de koude te beschermen, stopte hij dierenharen in zijn schoeisel. Onder het lopen werden de haren al gauw tot een vaste massa in elkaar gerold, door het schuiven met zijn voetzolen over de haren. Dit rollen is het principe waarop het vilten berust. De meeste dierenharen hebben fijne haakjes, die door het rollen in elkaar draaien. Wol wordt eerst uit elkaar geslagen, daarna gewassen, gedroogd, opnieuw uiteengetrokken, gekaard en tot een soort wattenvacht gemaakt en daarna vervilt. Dat lees ik in het oude boekje over viltwerk. In de zeventiger jaren werd het vervilten opnieuw ontdekt en verscheen het boekje “Creatief met vilt“. Het bevat ook veel geschiedenis over het vilten in andere culturen en veel foto’s hoe dat daar eeuwenlang toeging.
In de tachtiger jaren presenteerde Inge Evers in het Tropenmuseum een grondige studie naar het vilten in andere culturen, en een uitnodiging voor die presentatie zit nog voorin het leuke boekje “Vilt maken“. Al die historie plaatst de huidige opleving van het vilten in het perspectief waarin het hoort: het wordt al eeuwenlang gedaan. “Maak eens wat van vilt“, is nu opnieuw het credo, maar het boekje met die titel is ook al weer oud.