Sommige mensen kunnen zo prachtig breien en als ze de smaak te pakken hebben produceren ze zoveel dat ze het zelf niet meer allemaal kunnen gebruiken. Op een fietstochtje vorig jaar kwam ik in een klein dorp bij een klein marktje en liep ik langs een kraam waar heel mooi breiwerk lag. Veel sokken en baretten en allemaal heel mooi gemaakt. Ik maakte een praatje met de breister, zette een baret op m’n hoofd en kreeg van de mensen daar te horen dat hij me goed stond en omdat ik hem zo mooi vond kocht ik hem. Maar eigenlijk vind ik hem toch niet zo goed staan bij mezelf. Onder zo’n baret hoort een grote bos krullen tevoorschijn te komen, of op z’n minst wat langer haar. Dat heb ik niet. Voor wie dat wèl heeft, en wie een handgebreide baret wil: deze staat in m’n shop.
Voordat ik ermee wegfietste, maakte ik nog even een foto in de landelijke omgeving. Hier zie je me nog wegfietsen, met slechts die ene baret in m’n fietstas. Eigenlijk had al dat mooie breiwerk wel in m’n fietstassen willen hebben: ik zou het graag allemaal willen doorverkopen. Want die mevrouw achter haar kraam zei dat ze toch maar weinig klandizie had in haar kleine dorpje. Maar ja, ik ben niet van het ‘nieuw’ maar van het ’tweedehands’. En omdat deze baret dus even op mijn hoofd heeft gezeten is hij dat nu ook. Of moet ik zeggen: tweedehoofds?