“Wat is er met jou aan de hand” vroegen mijn zussen toen ze mij afgelopen weekend in de pauzes bezig zagen met wat felle bolletjes wol. Toen had ik nog maar twee strepen gehaakt: rood en gifgroen. We waren hard aan het werk voor de verhuizing van m’n broer en terwijl we een snelle boterham aten pakte ik nog een geel bolletje uit m’n tas. Daarbij hoorde ik m’n zus zeggen: “Nee hè, nu ook nog geel erbij?” Want zij houdt niet zo van felle kleuren. Ik wel. Voordat ik wegging had ik nog snel een paar bolletjes wol en een haaknaald bij elkaar gezocht en tussen de bedrijven door haakte ik wat. Ik wou een klein tasje maken. Bijna af: op de foto is vast niet te zien dat er nog maar één hengsel aan zit. Toen ik weer thuiskwam na een paar drukke dagen waren al mijn tulpen in de bloei gekomen. Het waren nog knoppen toen ik wegging. Ik voelde het gelijk aan mijn kant: Zie je wel, die tulpen hebben óók zulke felle kleuren!
(Voor degenen die geïnteresseerd zijn in hoe ik haakte: dit zijn telkens drie stokjes, ingestoken op de tussenliggende plek van de vorige rij-met-drie-stokjes. Dit is dezelfde steek die gebruikt werd in het gehaakte baby-dekentje wat ik een week geleden liet zien. Het is een fijne steek die je haast gedachteloos kunt uitvoeren en die heel snel resultaat geeft.)