Vrij parkeren aan de boulevard van een Nederlands strand. Gewoon vanachter de beregende autoruit een tijdje naar de zee kijken. En naar de lege banken. Er is bijna niemand. Het is heel anders dan in de zomer, maar ook wel weer een belevenis. De thermoskan thee geeft nog wat warmte maar die is nu ook leeg. Dan besluit ik toch even uit de auto te gaan. Er moet toch een foto? Haast geen doen! Het dekentje waait alle kanten uit, en na een paar minuten ben ik al zò nat en koud dat ik gauw weer naar binnen wil.
Het is nog geen tijd om naar het huisje te gaan. We kunnen niet wandelen, want het regent. Nu hebben we tijd over. We hebben bier gekocht bij de plaatselijke brouwerij. We hebben tulpen gekocht langs de weg. Onze tijd benut. Nu moeten we nog even wachten tot het bijna drie uur is. Pas om drie uur kunnen we met de keycard in het huisje. De auto is al wat afgekoeld. Ik ben blij dat ik dat warme dekentje om m’n benen kan slaan. Als je in februari naar de zee gaat, dan wil je wèl een dekentje bij je hebben!
En als je dan ook nog precies de kleuren van de zee terug kunt zien in het dekentje, dan is het wel weer mooi.