Prachtig oud en waardevol kant was in de negentiger jaren nog te vinden in oude linnenkasten in Nederland. Een werkgroep kantklosters uit de drie noordelijke provincies raakte geboeid door deze oude kant en wilde daar iets mee doen. Ze wilden die oude kanten reconstrueren en er nieuwe toepassingen voor vinden. Ze gingen ‘aan de slag’ (!) om die oude kanten na te klossen en er patronen van te maken en daarna werden die patronen uitgegeven in vijf mappen. Over deze mappen heb ik in oktober geblogd, waarbij ik liet merken dat ik het bijzonder vond om deze mappen tegen te komen.
Nu maakte ik iets mee wat ook bijzonder was: één van de initiatiefneemsters van destijds was gister bij mij op bezoek. Ze was meegekomen met een vriendin en we kenden elkaar helemaal niet en zij kende mijn blog ook helemaal niet, maar al gauw merkten we allerlei raakvlakken in interesses en werd het een mooie ontmoeting. Zij was verrast dat ik die oude Linnenkast-mappen kende en die ging ik natuurlijk gelijk uit m’n kast halen om ze samen te kunnen doorbladeren. Deze oudere mevrouw, Fenna Muntinga, liet me zien welke kanten ze destijds zèlf had nageklost, en wist er van alles over te vertellen. Vooral het namen geven was leuk! zei ze onder andere en nu ik die map nog een keer doorblader zie ik ook hoe goed die namen zijn gekozen: Slinger, Gevleugeld, Zonnebloemen, Bollenveld, Elisabeth, Anemone, Zandloper etc. Een naam geeft de karakteristiek weer, en dat is ook hier treffend gedaan. En een naam geeft iets van de waarde weer, en dat was ook de bedoeling van de werkgroep: laten zien hoe mooi die fijne kantjes vroeger werden gemaakt.
Na een tijdje praten haalde ik mijn eigen doos met verzamelde kanten kleedjes tevoorschijn, die ik nog moet uitzoeken. Het was leuk om daar samen met een deskundige naar te kijken. Voor deze foto gebruikte ik wat oude kanten kleedjes uit deze doos als achtergrond, hoewel die dus niet kenmerkend zijn voor de kanten randjes die in deze mappen beschreven staan.
Wat wel kenmerkend is voor de inhoud van deze mappen zijn de lange kanten die vroeger werden gebruikt als ’tussenzetsel’ of ‘entre-deux’. Het linnen kon maar op een bepaalde breedte worden geweven en daarom werden die tussenkanten gemaakt om de stukken aan elkaar te zetten, waardoor grotere lakens konden worden gemaakt. Op de foto hieronder zo’n lange entre-deux, hoewel deze bepaald niet met fijn garen is gemaakt (maar ik had hem even nodig als illustratie van zo’n lange kant).
De werkgroep streefde ernaar om juist zoveel mogelijk de resultaten van de oude kanten van vroeger na te maken, maar dat ging niet altijd. Er werd vroeger met heel fijn linnen garen geklost, maar het linnen garen van nu is anders dan het linnen van vroeger. Dat heeft te maken met dat er nu kunstmest wordt gebruikt om het vlas te telen, vertelde mijn bezoekster. Daardoor heeft het vlas een andere structuur en kan minder fijn worden gesponnen.
De vrijwilligster van het openluchtmuseum, met wie ik vorige week een ontmoeting had, vertelde dat het ook te maken heeft met wanneer het vlas wordt geoogst. Vroeger waren er drie sneden, waarbij de eerste snede heel fijn vlas opleverde. Die kennis dreigt bijna verloren te gaan. Maar deze mappen zijn er in ieder geval nog: het tastbare resultaat van de grote inzet van een werkgroep die in de negentiger jaren de inhoud van oude linnenkasten onderzocht, en zo getrouw mogelijk de kanten die in dat linnengoed waren verwerkt gingen naklossen.
Bijzonder dat dit allemaal beschreven is! En opnieuw kon ik tegen een oudere mevrouw, een deskundige op haar gebied, zeggen dat dit één van mijn motivaties is om met mijn boeken-handeltje bezig te zijn. Laten zien hoeveel moois er – ook in ons eigen land – op handwerkgebied is uitgegeven. Eén keer kon ik dat tegen iemand zeggen aan het eind van het oude jaar en één keer aan het begin van het nieuwe jaar.