Eind jaren veertig van de vorige eeuw werden handwerkboekjes uitgegeven die bedoeld waren voor de laagste leerjaren van de Lagere School.
Interessant is wat in het eerste deel wordt geschreven: “Er wordt in dit boekje volkomen gebroken met onze opleiding voor K. en met het leerplan, zoals wij het leerden voor de akten. … Is het niet een onvergeeflijke fout van ons handwerkonderwijs geweest, dat we de leerlingen, die een zekere handvaardigheid met de schaar hadden gekregen, nooit meer een schaar in handen geven dan alleen om draadjes af te knippen? Naast het knippen in de vrije arbeidsuren geven we in de handwerklessen knippen, waarvan de grondslag berust op de bekendheid met vormen. Hierbij maken we gebruik van de belangstelling, die de jeugd heeft voor de haar omringende voorwerpen, vooral voor dieren. Hieruit zal zich reeds dadelijk het grote verschil openbaren tussen stad en platteland.”
Uit zo’n alinea blijkt al wel hoe grondig er werd nagedacht om aan te sluiten bij de leefwereld van jonge kinderen en hoe groot de bereidheid om ‘alles om te gooien’ of ‘volkomen te breken’ met eerder onderwijs. Die ontwikkelingen gingen later alsmaar door, en uiteindelijk bleef er van het handwerkonderwijs niks meer over.
Maar voor degenen die het leuk vinden om te zien hoe het onderwijs net na de tweede wereldoorlog werd gegeven, zijn deze boekjes heel interessant. Er staan foto’s in van vele voorwerpen die later tientallen jaren werden bewaard en die je nu soms op merkten tegenkomt: servettasjes, zakjes, slabbetjes, intklappen, boekenleggers, pannelappen, speldenkussens, bekleedde kleerhangers en kraagjes etc.
De boekjes waren bedoeld voor zowel Nederland als Indonesië. Ze zijn nu zeldzaam, en een interessante schakel in hoe het handwerkonderwijs in de loop van de vorige eeuw veranderde en telkens grondig werd doordacht.