“En nou zou ik T. wel weer eens willen zien”, had ik juist een paar keer gedacht. En toen was het ineens zo. Ik zag haar in het winkelcentrum en dat was een leuk moment. Natuurlijk gingen we gelijk aan elkaar vragen hoe lang het geleden was maar dat wisten we niet meer zo. “Drie jaar?” “Nee, veel meer joh.” “Vijf jaar?” “Nee, ik denk wel tien hoor.” “O echt?”
Maar het bleek niet uit te maken en we merkten dat we het allebei leuk vonden om elkaar nu tegen te komen. We spraken af dat we een keer zouden gaan wandelen en dat deden we vanmiddag. Vroeger zagen we elkaar elke week in een hardloopgroepje en toen we hadden uitgewisseld dat we allebei niet meer aan hardlopen deden, was de weg vrij om die tien jaar bij te praten.
We liepen de wijk uit, staken de snelweg over, en kwamen al pratend in het bos. Een tijdje zaten we op een bankje en toen ineens twee roffels achter elkaar: een specht! Alsof die specht benadrukte dat het bijzonder was om daar te zitten met iemand die je heel lang niet hebt gesproken en met wie je dan zò weer verder kunt praten.