Door borduurwerk krijgen jurken, blouses, schorten en manteltjes een verfijnde uitstraling. Plaatjes zoals hieronder (overgenomen uit de eerste twee boekjes in deze Borduren-boekjes) stimuleerden vrouwen om hun zelfgemaakte kleding te voorzien van geborduurde bloemetjes en randjes. Dat gaf een persoonlijke en verfijnde uitstraling.
In het onderwijs werd geoefend met het maken van allerlei randjes. Al in 1946 verschenen weer de eerste hulpmiddelen om de leerlingen uit te leggen hoe de steken werken, zoals het mapje Stofversieren uit de ‘primairenreeks’.
Het ABC van de versieringskunst was lange tijd (in de zestiger jaren) een standaardwerkje op scholen. In dit boekje werd de moeilijkheidsgraad van de steken die geoefend moesten worden opgebouwd: Eerst de Rijgsteek en Stiksteek, daarna de Steelsteek en Kettingsteek. De Platsteek had verschillende toepassingen, en daarna was de Flanelsteek, de Festonsteek en de open Kettingsteek aan de beurt. Vervolgens werd getoond hoe de kruissteek kan veranderen in de Koninginnesteek, en tenslotte werd nog het Draad- of Bandopnaaien geoefend. De meeste leerlingen oefenden deze steken op proeflapjes en later werden ze in allerlei variaties gebruikt in het huishouden.
Deze fraaie oude boekjes laten hoe leerlingen werden toegerust om later ‘de Versieringskunst’ te oefenen die zoveel stijl en elegantie toevoegde aan kleding en gebruiksvoorwerpen.