“Het haken geldt als de gemakkelijkste handwerktechniek en wordt op de scholen in de laagste klassen onderwezen. Daar het werkmateriaal en het werktuig maar weinig plaats innemen, is het mogelijk het haakwerk overal heen mee te nemen en wanneer geen te moeilijke patronen gekozen zijn, er ook in gezelschap aan te werken.”
“Van alle vrouwelijke handwerken is breien het meest algemeen beoefende. Elk meisje leert het op school en de vrouw van eenvoudigen huize breit voor haar gezin. Wel tracht de breimachine het handbreien concurrentie aan te doen, maar toch is de sterkte en duurzaamheid van met de hand gebreide artikelen niet te overtreffen. Niet alleen voor het vervaardigen an nuttige en practische zaken is het noodig, dat men leert met de breinaalden om te gaan, maar ook omdat met de weinig talrijke, verschillende stekenvormen, die het breien ons leert, de mogelijkheid ontstaat, voorwerpen van smaak samen te stellen, die zoo mooi en fijn zijn, dat zij de vergelijking met elke echt kantsoort kunnen doorstaan.”
Dat waren de eerste zinnen van de inleidingen van deze oude boekjes. Het haakboekje is aantrekkelijk, omdat het ook allerlei technieken en toepassingen behandelt die extra dimensie geven aan het haken, zoals het guimpehaken.
En het breiboekje is aantrekkelijk, omdat er inderdaad (zoals de inleiding al aangaf) veel patronen in staan voor kantbreien die zeer verfijnd en prachtig resultaat geven. Het breien van ragfijne kanten kleedjes staat nu weer in de belangstelling.
Beide boekjes van Van Wessem had ik al eens eerder in m’n shop, maar niet tegelijkertijd. Nu heb ik ze een keer samen. En als bijzonderheid: van allebei is het patroonvel nog aanwezig!
Zò leerden onze oma’s of overoma’s in 1936 haken en breien!