Ook wij hoorden tot de grote groep Nederlanders die op het laatste moment nog iets wilden doen voordat de uitgelekte lockdown werkelijkheid zou worden. Al weken hadden we het erover gehad dat we nog naar de stort wilden, dus dat deden we gistermiddag, vlak voor de sluiting van het land. We stopten onze auto vol, o.a. met een oud en kapot tuinbankje, wat niet meer terug mocht op z’n oude plekje nadat het huis was geverfd. Vlak voordat we het bankje helemaal in elkaar trapten (dat ging makkelijk, want het hout was nu vermolmd), om het makkelijker in de auto te krijgen, wilde ik er nog even wat opleggen. Bij mijn naaimachine lagen nog wat kerst-handwerkjes die nog wat afwerking behoeven. Zoals dit borduurwerkje van iemand anders, waar ik een bijpassende rand om borduurde.
Even later reden we weg en toen werd het al gauw: ‘even later’. Want het begon er al mee dat de hele stadsring vol zat. Schuifelend schoven we op en uiteindelijk konden we aansluiten bij een hele lange rij voor de stortplaats. Net als bij de vorige lockdown, maar nu nog wat erger, wilde kennelijk iedereen nog even van z’n spullen af. We besloten maar in de rij te blijven staan, want anders zouden we alles thuis weer moeten uitladen. En daarmee was gelijk de tijd voorbij om nog een andere boodschap te kunnen doen.
Het gaf toch een gevoel van verbondenheid, die tijd dat we daar in de file stonden. Héél Nederland koortsachtig bezig om nog wat dingen in orde te maken, of om nog wat te kunnen kopen. En nu lijkt de rust neergedaald. Ik zou oude handwerkjes kunnen afmaken, maar nu merk ik dat ik daar geen zin meer in heb. Het is een gekke tijd, en ik moet er nog wat aan wennen.